maandag 11 maart 2013

De terugkeer van het gezag

Plato vroeg het zich al af. Stel dat de bevrijde gevangene de echte realiteit buiten de grot heeft gezien en terugkomt om de gevangenen erover te vertellen, zal hij dan niet worden uitgelachen? Jazeker. Het gezag is iets dat altijd al zoek is. Orde houden binnen de grot is alleen verenigbaar met vorming wanneer je hen boeit, indien nodig fysiek.

De Romeinen hadden een groter vertrouwen in gezag, de auctoritas van de vorige generaties. Hun houding is opnieuw bepleit door filosofe Hannah Arendt en onlangs weer door Frank Furedi. Echter, aan Plato herinnert in De terugkeer van het gezag Furedi's verwijzing naar ideeën: 'Het allerbelangrijkste is dat kinderen als ze ideeën serieus gaan nemen, zichzelf ook serieuzer gaan nemen en zo het vermogen ontwikkelen om zich volwassen te gedragen.' (p.192) Het contact met de ideeën werkt als het beschenen worden door de zon buiten de grot. En volwassen is wie de durf heeft om vervolgens de grot weer binnen te gaan, om te doceren en zo zijn verantwoordelijkheid te nemen in het gesprek tussen de generaties, de overdracht van de oude wereld aan de volgende generatie om die de kans te geven er zelf iets mee te doen.

In deze laatste formulering herkennen we Hannah Arendt. Maar hoe zat het ook alweer? Was zij nu juist niet een profetes van de politieke filosofie? Moeten we dan onderwijs niet zelf opvatten als onderdeel van de politiek en als oefendomein van democratie? Nee, zegt Arendt. Om democratisch burger te worden moet je eerst worden geschoold. Politisering doorkruist die scholing voortijdig. Het kind wordt dan overgelaten aan de directe interventies van politici. We moeten het onderwijs dus beschermen tegen de politiek om de politiek zelf te redden. En andersom: we moeten het onderwijs tegen zichzelf beschermen, tegen zichzelf voorzover het zich opvat als politiek domein, om het te redden.

Furedi citeert en citeert. Hij citeert Arendt, maar ook de talloze uitspraken waarin het onderwijs wordt overgeleverd aan de politici, de professionals en therapeuten. Alle instanties ondergraven het gezag van de docent en van wat deze docent moet doen: kennis overdragen op de volgende generatie. Die ondergraving gebeurt zogenaamd in naam van de leerling zelf, van zijn emoties en welbevinden. Vraag je preciezer wat deze doelen met onderwijs te maken hebben, dan komt er niet zoveel uit. Het onderwijs wordt uitgebreid zodat alles wordt gered en uiteindelijk alles behalve het onderwijs zelf, datgene wat onderwijs onderscheidt van de andere samenlevingsdoelen. En daarmee ontnemen we  kinderen de kans om verantwoordelijkheid te nemen, op hun manier, voor de komende wereld, hun wereld.

Daarom zijn Furedi en Arendt niet conservatief. Hun conservatieve kennis- en schooldefinitie staat in dienst van een progressieve, democratische opvatting van politiek. Ze onderscheiden zich van de conservatieve, nostalgische oproepen om de oude, traditionele waarden op te leggen aan kinderen. Precies dit is een symptoom van dezelfde politisering als het liberale, progressieve kamp. Alleen werkt het daar via een andere weg. In naam van egalisering en het 'kritische denken' relativeren de progressieven de kennisoverdracht, wat in de praktijk niet goed uitwerkt voor sociale emancipatie. Kinderen, ook die van de lagere klassen, moeten een helder beeld van kennis hebben en van de doelen, juist omdat ze die met extra inspanningen moeten bereiken. Staan ze zelf in het onderwijsproces centraal, dan blijft hun achterstand op de elites onverminderd groot.

Op mijn school wordt uitdrukkelijk de keuze gemaakt voor personalisering. De verschillen tussen leerlingen moeten centraal worden gesteld. Als Furedi gelijk heeft is dit lijnrecht in strijd met de zin van het onderwijs zelf: 'Het huidige ideaal van gepersonaliseerd onderwijs spreekt de zin van een conversatie tussen de generaties rechtstreeks tegen. Daarom zal het onderwijs de jongeren waarschijnlijk minder onderwijzen naarmate het meer wordt gepersonaliseerd.' (p.266)
Om deze harde oordelen naar waarde te schatten moet je Furedi eerst gevolgd hebben in zijn analyse van hoe de personaliseringspogingen in Engeland uitpakken. Leerlingen worden ingedeeld in verschillende groepen, zoals in het 'Excellence in Cities-programme' van de Britse overheid: 'bekwame leerlingen', 'bekwamere leerlingen', 'begiftigde kinderen' enzovoorts: etiketten dus, allesbehalve persoonlijk.

De paradox is dat Furedi in het onderwijs nu juist die verantwoordelijkheid  ten doel stelt die toch kenmerkend is voor ons persoonsbegrip. Maar waar de directe personalisering in zijn tegendeel uitpakt, namelijk etikettenplakkerij, beoogt Furedi via de kennisoverdracht een verantwoordelijke omgang met de wereld voor te bereiden.

Dat roept wel de vraag op hoe je zo'n persoonsbegrip kunt doordenken. Furedi neemt van Arendt de algemene aanduiding over: personen handelen samen door oplossingen te zoeken voor de problemen die zich in hun wereld voordoen. Arendt leunt daarbij zoals bekend sterk op Aristoteles. Misschien verklaart dat waarom Furedi's kennisbegrip zo uitziet als potentie die door de nieuwe generatie zal worden omgezet in act. Met andere woorden: de verhouding tussen kennis en toepassing wordt sterk getekend door continuïteit. De echte discontinuïteit in deze filosofie zit in de pluraliteit van de handelende mens. Ik moet mijn oplossingen bedenken met anderen die anders zijn en er heel anders over denken.

Het blijft een raadsel hoe die pluraliteit zich verdraagt met de heldere keuzes die Furedi in het onderwijs voorstaat. Hij kan zich, zoals hij nu doet, begeven in een intellectuele discussie. Hij kan oproepen tot een consensus, maar die moet dan weer niet te dwingend worden opgelegd. Want dan politiseert hij het onderwijs, met zijn nefaste uitwerking. Hij kan zijn oproep ook beperken tot het vertrouwen in de school en de docent. Maar zij delen precies - ook in hun eigen ogen - in het gezagsverlies.

Misschien moeten we daarom bij de terugkeer van het gezag denken aan iets waarop je kunt hopen. En wel als iets nieuws, een gezag dat er voorheen nog niet in die vorm was. Het gezag dat nodig is voor kennisoverdracht, maar zonder de uniforme gemeenschap die dat gezag ondersteunt. We moeten erop hopen zoals Arendt hoopte op de directe democratie van de radenrepublieken van Berlijn en Kronstadt. Momenten waarop gedeelde vrijheid en fatum elkaar even raken om vervolgens in schoonheid ten onder te gaan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten