dinsdag 12 juli 2016

Vluchten met Plato - Eric Bolle over kunst

Plato staat nu niet bepaald bekend als kunstliefhebber. Maar wanneer je bedenkt dat we al milennia met zijn filosofie in ons hoofd zitten, kan het haast niet anders of de hedendaagse kunst is platoons.

We weten dat van bijvoorbeeld het symbolisme. Kijkend naar de beelden raken we betrokken in de opgaande eroos en raken we bevrijd van de modder van het alledaagse leven.

Er is echter ook een neergaande beweging in de platoonse liefde. Wie bevrijd is uit de grot voelt een drang om weer terug te keren en ook de anderen de weg omhoog te wijzen.

Zou ook de neergaande liefde in de hedendaagse kunst aan te wijzen zijn? Een mooi taakje voor de filosoof. Eric Bolle raakte bevriend met kunstenaars Otto Egberts en Marcel Wesdorp, en legde een verband tussen hun kunst en Plato.

In kort verband zet Eric een paar belangrijke stappen. Laat ik eens proberen het punt te formuleren waarop hij de kunst bij Plato brengt. Dat punt is het beeld dat op de muur van de grot wordt geprojecteerd:
Kijken naar de film van Wesdorp kluistert je inderdaad zoals de mensen in de grot van Plato zijn geboeid. Je kunt niet anders kijken dan vooruit. [...] Het kost moeite je los te rukken, en lang nadat je bent opgehouden met kijken blijven de beelden bij je. Ze zijn sterker dan de werkelijkheid, zelfs als de zon schijnt en je weer naar buiten gaat. (Tot ergens aan voorbij, Galerie Helder, 2014, p.22)
Met andere woorden, de beelden zijn niet het begin maar het einde. Het einde van de neergaande liefde, durf ik te zeggen. Tijd om te stoppen dus.

Toch zet Eric nog een stap. Hij stelt de vraag of deze binnenwereld niet toch iets over de wereld zegt, meer zelfs dan de wereld zelf. Het zou ons misschien kunnen vertellen (en Eric aarzelt hier nauwelijks, hij gelooft erin) dat er geen wereld is. De laatst mogelijke uitvlucht voor degene die door het kunstwerk naar zijn binnenwereld is geleid. Hij bevindt zich in de wereld als leegte, in het niets van de wereld.

Het zou interessant zijn om deze uitweg terug te koppelen naar Plato, bijvoorbeeld de Plato van de grotvergelijking. Misschien leidt Erics schijnbare Platokritiek tot een interessantere en betere Plato-interpretatie. Laat ik eens een poging wagen daarvoor aanwijzingen te zien. En wel in een paar stappen.

Stap 1
Het is onvoldoende om te verblijven in de binnenwereld. Elke esthetiserende Platokritiek neigt ertoe de binnenwereld te zien als een werkelijk eindpunt en verspert daarmee de weg naar buiten.

Stap 2
Naarmate we de binnenwereld opvatten als een werkelijk eindpunt, bepalen we de betekenis van de beelden aan een werkelijkheidsgeloof, een filosofie dus. Zonder het door te hebben zijn we dan al meegesleurd langs de weg naar buiten. Deze beweging correspondeert met de ontmaskering van de metafysicakritiek in de filosofie, bijvoorbeeld door Heidegger. Wat is het geloof in de binnenwereld anders dan een wereldbeeld? Een beeld dus dat zich bevindt in de tijd en kan worden begrepen in relatie tot het zijn en het Ereignis van de zijnsverborgenheid.
Anders gezegd: op het moment dat we naar buiten worden gesleurd hebben we niet door wat er gebeurt. We zijn nog in de mening dat de beelden op de muur ons houvast bieden en het licht van de zon dringt niet tot ons door.

Stap 3
Uit de binnenwereld is geen uitweg mogelijk. Anders gezegd: alles is alleen nog maar uitweg, al is het uitweg uit iets dat je niet kent en terwijl je niet naar buiten hoeft te gaan. 'Afscheid van wat nooit geweest is', een titel van Eric die ik ken, zijn boek nog niet, maar als titel is het een goede typering van wat hier gebeurt. De noodzaak om naar buiten te gaan is geen morele dwang. Het is een noodzaak van een andere aard, die te maken heeft met het niets van de binnenwereld. Dit niets brengt ons op weg, en als de bewakers ons onder dwang meenemen, dan is het in naam van het niets van de binnenwereld.

Stap 4
We moeten eindelijk eens ophouden Plato te lezen als een moralist. In het zijn zelf klinken alleen maar stemmen van bewakers maar niet van de idee van het goede. Die idee spreekt ons niet aan. Ze ligt aan gene zijde van het zijn. Het is de zon die alles beschijnt, maar de zon is ook maar een metafoor, we zitten nog steeds in de vergelijking en moeten vragen naar het punt van vergelijking, het tertium comparationis. Zoals de zon de dingen hun zichtbaarheid verleent, verleent de idee de dingen hun kenbaarheid.

Stap 5
In Erics tekst is het de stoel van Rietveld die het model levert voor de Plato-interpretatie, de voorschriften van De Stijl. Moeten we de idee van het goede bij Plato inderdaad opvatten als een reeks voorschriften? Is het niet eerder Victory Boogie Woogie dat ons op het spoor van de juiste Plato-interpretatie moet zetten? Het 'virtuele', zoals Eric het formuleert? Laten we vaststellen: de Platoonse idee is het werkelijke als het virtuele. Het virtuele niet opgevat als een secundaire, onwerkelijke, gefantaseerde mogelijkheid, maar eerder in de zin van Deleuze:
`Ce qui se différencie en deux tendances divergentes, c'est une virtualité, et comme tel quelque chose d'absolument simple qui se réalise' (` La conception de la différence chez Bergson', p. 97). Gecit. in Monique Scheepers, Inleiding... p.40.
Stap 6
Hoe kunnen we voorkomen dat de binnenwereld slechts een binnenwereld is en onszelf daardoor de uitweg ontzeggen, de uitweg die er altijd is, ook volgens Plato? We kunnen dat niet voorkomen, gelukkig of helaas. Dat kan niet, omdat we geen macht hebben over wat we maken en tegenkomen, het gemaakte en het aangetroffen landschap. We moeten de werkelijkheid van Victory Boogie Woogie niet opvatten als een geïdealiseerd New York, een New York waaraan de stad zelf qua werkelijkheid niet kan tippen. Die macht heeft de kunstenaar niet. De kunstenaar is op de vlucht, net als iedereen, en anders dan anderen, voor iets, of eerder voor het niets, het niets van de beelden en de wereld.

Stap 7
Nu we zien dat ons de macht ontbreekt, de macht om alleen met beelden de werkelijkheid uit te drukken, kunnen we Plato te lezen, anders lezen. In de Zevende brief zegt hij dat de idee 'het ding zelf' is, αυτο το πραγμα. Dat ding zelf moeten we niet opvatten als een naam of als een ding zoals het in onze waarneming verschijnt. Het zit ook niet ergens in een andere wereld, maar in het ding zelf, het ding zoals het kan worden begrepen. Je zou de idee dus een binnenwereld kunnen noemen, waarom niet, als we maar niet vergeten dat deze binnenwereld kan worden begrepen, bijvoorbeeld door eruit te vluchten.

Plato is vertrouwd met de vlucht, hij werd tweemaal gedwongen Syracuse te verlaten na pogingen om zijn politieke ideeën daar te realiseren. Wat stelt het verhaal van de grotvergelijking voor gezien deze fiasco's? Hebben we te maken met een doodlopende weg, in de zin misschien van Marcel Wesdorp en Eric Bolle?

Het punt is dat Eric die doodlopende weg zelf presenteert als een vluchtweg, een opening naar de wereld precies waar je die niet meer verwacht. Het is dan in laatste instantie ook onmogelijk om mensen voorgoed in de ban te houden, noch met New York noch met Victory Boogie Woogie. Wat ons in de ban houdt is het zijn zelf en het goede, we zijn met de woorden van Jean-Luc Nancy 'abandonnés à l'être', overgeleverd aan de ban van het zijn.

Het moet dus ook mogelijk zijn Plato zo te lezen, niet als koning die voorschriften bleef uitdelen en kunstenaars in de ban deed, maar als academicus die het om de zaak zelf ging, en die dat op zo'n fenomenale manier verwoordde dat we nog steeds in zijn ban verkeren, precies wanneer we denken hem overboord te hebben gezet.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten